De grote vervanger voor beits.
De houtstructuur blijft behouden, ademend (vochtregulerend) en robuust. Dekt gemakkelijk maar vormt geen afdekkende film zoals gewone verf en werkt als dekkende buitenbeits. Voor alle soorten hout, ruw of geschaafd. Ook voor reeds geschilderd, geimpregneerd, genormalizeerd hout.
Van natuurverf, lijnolieverf, slamfärg en aardpigmenten
Tot niet lang geleden maakten schilders hun eigen houtverf. Voor goede verf zijn nodig: pigment, vulmiddel om er een strijkbaar iets van te maken (waterdun werkt slecht) en om wat basis te geven voor het pigment en een drogende olie, iets dat na een uur of twee uithardt. De houtverf moet tenslotte blijven zitten op het oppervlak.
Verder zijn er vele geheimpjes bij verfmakers, hele kleine hoeveelheden zeep bijvoorbeeld (emulgator), glansmiddel, anti bacteriele stofjes etc. En een verdunnende drager, zoals vroeger terpentine etc. (bijna geheel verboden) en nu water (dat vroeger eigenlijk ook heel populair was).
Boven hetgebruik van het rode aardpigment op verschillende plaatsen in Europa:
oudste rotstekening van Nederland, 10.000 v.Chr. Limburg, Vikingboot Tanumshede Zweden, tekening van een rendier uit Lapplandrots en tekeningen uit de grot van Altamira
In Zweden maken sommige mensen nog hun eigen houtverf of hun eigen variant ervan. Houtverf is in de kroeg een belangrijk gespreksonderwerp want iedereen heeft een houten huis en dus verstand van verf. Het gaat er overigens soms ruig aan toe, (niet in de kroeg maar met de verf) want ook afgewerkte motor olie wordt wel door de rode verf gemengd.
Meest bepalend voor de houtverf is een zgn drogende olie
Vanouds is lijnolie hiervoor heel geschikt gebleken. Lijnolie wordt geperst uit lijnzaadjes van de vlasplant. Het komt tegenwoordig grotendeels uit Zuid Amerika. Puur geperst is het troebel, en moet het uitzakken. Als dat gebeurd is heet het standolie. Het bezinksel wordt met krijt gemengd en is de oude stopverf.
Lijnolieverf reageert heel langzaam, daarom wordt het verhit (gekookt, maar dat is niet helemaal waar) en reageert het voor met de lucht zodat het sneller droogt. Zelfs dan duurt het nog een tijd en daarom worden wel organometaal verbindingen gebruikt, zgn siccatieven, dat zijn catalysatoren. Nadeel als het te snel gaat is dat de verf crackeleert.
Klassieke lijnolieverf als houtverf
Bevat 90 % lijnolie en vormt een film die kan gaan bladderen als de ondergrond krimt en uitzeg zoals bij hout vaak het geval is. Dit geldt ook voor acryl en acryllatex verven. Moose F en S bevatten ca. 10 % lijnolie zodat er druppeltjes in de verf zitten (denk aan mayonaise) waardoor de verf dampopen blijft en de kans op bladderen aanzienlijk kleiner wordt. Gewone lijnolieverf glanst altijd en gaat vergelen.